Balans
Landelijke oudervereniging Balans is een vereniging voor ouders van kinderen met leer-, ontwikkelings- en gedragstoornissen, waaronder ADHD, dyslexie en PDD-NOS.
www.balansdigitaal.nl
Brainwiki
Brainwiki is een product van het Landelijk Kenniscentrum Kinder- en Jeugdpsychiatrie.De site is ontwikkeld voor jongeren met psychische problemen en hun omgeving.
www.brainwiki.nl
Overige links
Nederlands Instituut voor Psychologen: www.psynip.nl
Vereniging voor Cognitieve therapie en Gedragstherapie: www.vgct.nl
Vereniging voor kinder- en jeugdpsychotherapie: www.vkjp.nl
Vereniging voor Vrijgevestigde Psychotherapeuten: www.nvvp.nl
Vereniging voor Relatie en Gezinstherapie: www.nvrg.nl
Vereniging EMDR Nederland: www.emdr.nl of www.emdrkindenjeugd.nl
Kinder- en jeugdpsychotherapie
Kinder- en jeugdpsychotherapie is bedoeld voor kinderen en jongeren van 0 tot 22 jaar en hun ouders of verzorgers. Zij hebben uiteenlopende problemen op psychisch, sociaal-emotioneel of gedragsmatig gebied. Deze vorm van psychotherapie wordt toegepast als de ontwikkeling van het kind verstoord dreigt te raken of stagneert. De therapie begint met het zorgvuldig in kaart brengen van het functioneren van het kind en zijn of haar omgeving, zoals ouders en school. Daarna wordt de behandeling gekozen die het best aansluit bij zijn of haar problematiek. Tevens biedt de therapeut ouderbegeleiding of -therapie aan in groeps- of gezinsverband.
Het doel is de ontwikkeling van het kind bij te sturen of weer op gang te brengen, het kind en zijn of haar ouders meer inzicht te geven in het functioneren van het kind en op een adequate manier te laten functioneren in gezin en maatschappij. Dit kan op verschillende manieren. De meest gangbare vorm is individuele psychotherapie. Vaak wordt een combinatie van praten en spel gebruikt.
Kinderen tot twaalf jaar worden vaak behandeld in een spelkamer Hier kan het kind allerlei spelmaterialen gebruiken om zich te uiten. Jongeren zitten vaker in een gesprekskamer. Daarnaast is er groepstherapie (zie ook Groepspsychotherapie). Deze is geschikt voor kinderen en jongeren met problemen in de omgang met leeftijdgenoten. In een groep merken ze waar problemen liggen en hoe ze die kunnen veranderen.
Er is ook gezinspsychotherapie. Hierbij is de behandeling gericht op het hele gezin. Dit is belangrijk wanneer gezinsleden onderdeel zijn van het probleem. Het hele gezin hoeft niet altijd aanwezig te zijn.
Bron: NVP
Cognitieve Gedragstherapie
Cognitieve gedragstherapie is voortgekomen uit gedragstherapie en cognitieve therapie. Bij gedragstherapie ligt de nadruk op het wijzigen van gedragspatronen die emotionele problemen in stand houden. Bij cognitieve therapie ligt de nadruk op het wijzigen van de manier van denken die patiënten hanteren. Binnen de cognitieve gedragstherapie, ligt de nadruk soms meer op de manier van denken en interpreteren van de patiënt, soms meer op de manier van doen en laten. De behandelingen zijn klacht- of probleemgericht en kortdurend van opzet. De therapeut werkt veel met oefeningen en huiswerk. De meeste behandelingen nemen tussen de tien en vijfentwintig zittingen in beslag.
Bron: psychotherapie.nl
Relatie- en gezinstherapie
Relatietherapie en Gezinstherapie zijn specifieke vormen van psychotherapie. Kenmerkend voor deze vormen van therapie is dat partners of gezinsleden samen in therapie zijn. Tegenwoordig worden relatietherapie en gezinstherapie ook wel systeemtherapie genoemd en heet de therapeut systeemtherapeut.
Ieder mens maakt deel uit van verschillende sociale systemen, zoals het gezin van herkomst, de partnerrelatie, de familie, de woonbuurt of het werk. De systeemtherapeut beschouwt en behandelt problemen van individuen niet als op zichzelf staand, maar plaatst ze steeds in sociaal verband. In de therapie gaat het over de invloed die problemen van een gezinslid of partner hebben op de anderen in het systeem en hoe deze anderen de problemen van de aangemelde cliënt beïnvloeden. De systeemtherapeut gaat op zoek naar patronen in interacties die het problematische gedrag of de problematische relatie in stand houden. De nadruk van de therapie ligt op het veranderen van deze patronen. Welke systemen bij de behandeling betrokken worden, wordt bepaald in overleg met de cliënt.
De therapie bestaat uit gesprekken met een systeemtherapeut. De therapeut zal doorgaans alle betrokkenen uitnodigen voor een eerste gesprek. In de eerste fase van de behandeling wordt gezamenlijk een behandelplan gemaakt, waarin onder meer staat wat de verwachtingen en doelstellingen van de therapie zijn en wie bij de behandeling betrokken zullen worden. Tijdens de gesprekken worden de problemen besproken en de therapeut zoekt samen met de deelnemers naar manieren om daar anders mee om te gaan. In de therapie kunnen de deelnemers zich bewust worden van onderlinge reacties op elkaar en gaan begrijpen welke invloed zij op anderen hebben. Soms wordt er huiswerk afgesproken, bijvoorbeeld om uit te proberen hoe het bevalt om dingen anders te doen dan voorheen.
Bron: NVP
Dwang Obsessieve Compulsieve stoornis
Dwanggedachten (obsessies) zijn steeds terugkerende gedachten. Ze dringen zich voortdurend aan je op met een beangstigende of beschamende inhoud. Dwanghandelingen (compulsies) zijn steeds terugkerende handelingen. Je moet ze uitvoeren, vaak in reactie op dwanggedachten.
Waar heb je last van?
Je denkt vaak aan nare dingen waaraan je niet wilt denken. Of je doet dingen die je niet wilt doen. Je hebt bijvoorbeeld gedachten over ongelukken, die jezelf of een familielid zouden kunnen overkomen. Of je hebt gedachten over rampen die door jouw toedoen of nalatigheid kunnen gebeuren. Of je denkt voortdurend dat je besmet raakt met vuil of ziektekiemen. Of dat je verschrikkelijke dingen gaat doen, seksueel of agressief gekleurd.
Dwanghandelingen kunnen uiterlijk zichtbare handelingen zijn: wassen, controleren, opruimen, ordenen. Het kunnen ook gedachten zijn: tellen, goede dingen moeten denken en woorden in gedachten moeten herhalen. Het uitvoeren van de dwanghandeling geeft je kortdurend opluchting, maar daarna komt de onrust opnieuw. Vaak heb je wel een zeker besef dat het opnieuw uitvoeren van de dwanghandelingen niet veel zin heeft. De onrust is echter te sterk.
Innerlijk verzet tegen de dwanggedachten en dwanghandelingen blijft zonder resultaat. Dit kan er toe leiden, dat je dwanggedachten en dwanghandelingen vele uren per dag in beslag nemen en erg kwellend zijn. We noemen het dan een obsessieve-compulsieve stoornis.
Waaruit bestaat een behandeling?
Bij dwanghandelingen en dwanggedachten die per dag veel tijd in beslag nemen, is het zinvol tijdig professionele hulp te zoeken. Laat de klachten niet jaren bestaan. Met behandeling is het vaak mogelijk de klachten te verhelpen of aanzienlijk te verminderen. Professionele hulpverleners zoeken uit welke factoren een rol spelen bij het ontstaan van de problemen. Hoe ernstig zijn de klachten en of er nog bijkomende problemen zijn. Veel dwangklachten worden voor de omgeving verborgen gehouden, ook voor de ouders. Over het algemeen kan volstaan worden met gesprekken over de dwangklachten met de ouders en het kind. Zelden is bloedonderzoek of ander lichamelijk onderzoek nodig.
Een behandeling bestaat in eerste instantie uit uitleg over de problemen en voorlichting over de beste omgang met dwanggedachten en dwanghandelingen. Dit laatste kan meer uitgewerkt worden in een gedragstherapie. Daarnaast wordt besproken in hoeverre medicijnen nodig zijn. Zoals gezegd is het vaak mogelijk de klachten te verhelpen of aanzienlijk te verminderen. Maar de behandeling verloopt niet altijd eenvoudig en snel. Dwang kan een hardnekkige aandoening zijn.
Bron: Accare, landelijk kenniscentrum kinder- en jeugdpsychiatrie
Complexe gezinsproblematiek
In gezinnen met complexe gezinsproblematiek is er op meerdere fronten het nodige aan de hand. De ouders hebben individuele problemen. Daarnaast zijn er problemen in de relaties. Hierdoor zijn de ouders niet meer voldoende in staat om als goede ouders te functioneren. Daardoor loopt de ontwikkeling van een kind (of kinderen) gevaar.
Er kan sprake zijn van bijvoorbeeld seksueel geweld, verslavingsproblematiek en mishandeling. Ook kan de individuele ontwikkeling van een kind door andere (persoonlijke) oorzaken stilstaan. De relaties tussen de gezinsleden kunnen zo ernstig verstoord raken en escaleren dat het gezin soms dreigt uiteen te vallen. Normaal opgroeien in een dergelijk gezin is voor een kind haast onmogelijk. Zeker als er bij het kind zelf ook sprake is van een psychiatrische stoornis. Deze combinatie maakt het voor een dergelijk gezin haast onmogelijk om op eigen kracht uit de problemen te komen.
Waar heb je last van?
Ouders kunnen te beschermend zijn waardoor je in je ontwikkeling wordt afgeremd. Ouders kunnen bang voor jou worden en elke nieuwe stap in je leven heel moeilijk vinden. Ouders kunnen je ook teveel aan je lot overlaten. Je bent dan teveel op jezelf aangewezen. Je wordt brutaal of je ziet er niet goed verzorgd uit. Dan is het lastiger om erbij te horen in de klas of in de vriendengroep. Ook kan het zijn dat je ouders zelf ernstige problemen hebben. Ze zijn in de war of ze maken zo verschrikkelijk ruzie met elkaar dat thuis geen veilig plekje meer is. Of je ouders zijn zo boos op je dat ze je vaak straffen en bijvoorbeeld gaan slaan. We spreken van kindermishandeling als kinderen lichamelijk, geestelijk of seksueel ernstige schade ondervinden.
Hoe vaak komt het voor?
Hoeveel gezinnen dit soort problemen hebben, is niet bekend. Men loopt er niet mee te koop.
Wat lijkt erop maar is het niet?
In alle gezinnen komt tegenslag voor. Soms gaan ouders scheiden. Soms gebeurt er iets heel naars in een familie waardoor iedereen ontregeld raakt. Maar gezonde gezinnen hebben veerkracht en praten veel over de problemen. Daardoor gaat het na een moeilijke periode meestal vanzelf weer goed.
Wanneer hebben jij en je ouders hulp nodig?
Als je niet meer regelmatig naar school gaat omdat je niet durft of omdat je geen zin hebt, is er iets aan de hand is. Jouw leerkracht heeft geleerd om extra veel aandacht te geven aan kinderen met wie het niet goed gaat op school. Hij of zij zal je vast vragen waar je mee zit. Probeer dan zo eerlijk mogelijk te zijn. Als je je thuis, dag in dag uit, erg ongelukkig voelt, omdat er geen aandacht voor je is of omdat je wordt geslagen of misbruikt, is dringend hulp nodig.
Wat is er aan te doen?
Wat kun je er zelf doen?
Veel kinderen zijn bang om anderen te vertellen over de nare dingen die thuis gebeuren. Ze denken dat ze hun ouders verraden en geheimen verklappen. Dat is niet zo. Bedenk altijd dat het om jou gaat en om jouw toekomst. Als je ouders niet goed voor jou kunnen zorgen, is het belangrijk dat anderen jou die zorg geven. Of ze leren je ouders hoe ze beter voor jou kunnen zorgen. Vaak fantaseren kinderen dat zij de schuld zijn van alle problemen thuis. Dat maakt het heel moeilijk om anderen in vertrouwen te nemen over de zorgen die je hebt. Bedenk dat ouders de taak hebben om altijd goed voor hun kinderen te zorgen en niet andersom. Jij kunt misschien juist goed voor je ouders zorgen door hulp in te roepen. Bel de kindertelefoon. Stap op een leerkracht af. Of zoek contact met iemand uit je eigen omgeving die je aardig vindt en die je vertrouwt. Als je bang bent dat je ouders je fors zullen straffen als je iemand in vertrouwen neemt, kun je vooraf geheimhouding vragen. De volwassene zal er dan alles aan doen om je te beschermen. Hij of zij zal voorzichtig omgaan met de informatie die je geeft en jou betrekken bij elke stap die volgt.
Wat kunnen ouders doen?
Ouders die teveel beslag leggen op hun kind, het verwaarlozen of het mishandelen, hebben daar een reden voor. Vaak is het leven van vader en moeder ook niet gemakkelijk verlopen. Als u naar de huisarts gaat, helpt u niet alleen uw kind maar ook uzelf. De huisarts kent instanties die gewend zijn om gezinnen met ernstige problemen te steunen. Goede hulpverleners veroordelen niet. Zij maken met uw gezin plannen om de problemen aan te pakken. Ook zullen ze ervoor zorgen dat zowel u als uw kinderen passende hulp krijgen.
Waaruit bestaat een behandeling?
Elk gezin is anders. Een goede hulpverlener zal eerst heel goed luisteren en proberen te begrijpen wat er aan de hand is. Pas daarna kan hij samen met het gezin een plan maken. Soms helpt gezinstherapie. Soms helpt het als een gezinswerker bij het gezin thuis komt en ze te leren hoe ze beter met elkaar om kunnen gaan. Soms heeft het kind even extra veel aandacht nodig en helpt individuele therapie of naschoolse opvang. Heel, heel zelden gaat een kind (tijdelijk) elders wonen. Bijvoorbeeld in een pleeggezin of in een leefgroep van de jeugdzorg of van de kinderpsychiatrie.
Bron: Accare, landelijk kenniscentrum kinder- en jeugdpsychiatrie
Autisme-spectrumstoornissen (informatie voor de jeugd)
Het meest opvallend bij autisme spectrum stoornissen (ASS) is de stoornis in het contact met andere mensen.
Waar heb je last van?
Je houdt je vaak afzijdig. Of je zoekt juist te veel contact, maar het blijft eenrichtingsverkeer. Daarnaast is er sprake van een stoornis in je communicatie en/of je taalgebruik. Je spreekt niet of nauwelijks. Of je praat wel, maar op een eigenaardige manier. Bijvoorbeeld met een typisch stemgeluid, bijzondere woordkeus of veel herhalingen. Als je ASS hebt, word je slechts geboeid door een of twee voorwerpen, activiteiten of gedachten. Je blijft hieraan kleven en je vervalt in herhaling.
Hoe vaak komt het voor?
Autisme spectrum stoornis komt voor bij bij ongeveer 1 per 100 mensen.
Wat lijkt wel er op maar is het niet?
Verlegen kinderen of voorzichtige kinderen hebben nog geen ASS. Als je geremd bent of de neiging hebt veel op jezelf te zijn, maar je hebt er in het dagelijks leven geen grote problemen mee, dan heb je geen ASS. Kinderen die erg verwaarloosd zijn, lijken in hun gedrag soms op kinderen met ASS. Maar bij hen is de oorzaak van dat gedrag anders.
Wat is de oorzaak?
Er is nog geen duidelijke oorzaak voor ASS gevonden. Waarschijnlijk speelt erfelijkheid een belangrijke rol. Ook problemen tijdens de zwangerschap of rondom de geboorte worden in verband gebracht met ASS, evenals bepaalde stofwisselingsziekten.
Wat is er aan te doen?
Wat kunnen ouders doen?
ASS is (nog) niet te genezen. Als kinderen jong zijn, kan het zinvol zijn de ontwikkeling extra te stimuleren. Prikkeling op deelgebieden als contact maken met andere mensen, taal/spraak en motoriek. Bijvoorbeeld met logopedie of fysiotherapie. Ook kunnen ze sociale vaardigheidstraining krijgen. Het helpt helaas niet altijd. Het is belangrijk dat u en anderen in de omgeving van uw kind rekening houden met de sociale handicap. Daarvoor is het nodig dat u zich zo goed mogelijk informeert over ASS. Via ouderverenigingen is veel nuttig materiaal te krijgen.
Kinderen met ASS worden makkelijk overspoeld door alle prikkels die de hele dag op hen afkomen. Vooral sociale situaties zijn snel verwarrend. Het is daarom in de eerste plaats belangrijk hen te helpen met het meer ‘behapbaar’ maken van deze continue informatiestroom. Dit kan door:
- het aantal prikkels te verminderen;
- veel structuur aan te brengen, bijvoorbeeld door
van tevoren kleren klaar te leggen; - regelmaat aan te houden: vaste tijden voor vaste activiteiten;
- ingewikkelde taken te verdelen in kleinere,
meer overzichtelijke taken; - duidelijk te zijn, voorspelbaar te zijn, consequent te zijn
en regels vaker te herhalen.
Waaruit bestaat een behandeling?
ASS zijn ernstige stoornissen die waarschijnlijk al vanaf de geboorte aanwezig zijn. Een behandeling zoals gesprekken of trainingen gericht op genezing bestaat niet. Met een speciale begeleiding wordt het leven met autisme of ASS wel iets makkelijker.
Er bestaan ook geen medicijnen die de sociale en communicatieve problemen laten verdwijnen. Wel kunnen medicijnen helpen als er veel bijkomende problemen zijn zoals hyperactiviteit, agressiviteit, woede-uitbarstingen of chaotisch en ongericht gedrag. Medicijnen kunnen in die gevallen de hanteerbaarheid, de toegankelijkheid en de leerbaarheid vergroten.
U kunt bij hulpverlenende instanties begeleiding krijgen van een opvoedingsdeskundige. Gezamenlijk zoekt u dan naar een geschikte aanpak van uw kind, rekening houdend met de handicap. U leert niet alleen om te gaan met de sociale problemen, maar ook met de vaak bijkomende problemen als agressie, niet luisteren, chaotisch gedrag en automutileren (zelfverwonden). Dikwijls wordt gewerkt met opvoedingsprincipes als belonen en straffen. Er is geen standaardbehandeling. Per patiënt moet bekeken worden wat de sterke en zwakke kanten zijn en welke behandeling het best past.
Bron: Accare, landelijk kenniscentrum kinder- en jeugdpsychiatrie
Agressieproblematiek
Agressie is een eigenschap van iedereen, die dient om de eigen grenzen te bewaken en om op te komen voor de eigen belangen. Sommige kinderen of jongeren worden te snel agressief en ze worden zó agressief dat ze er zelf geen controle meer over hebben. In dat geval hebben we het over agressieproblematiek. Dit kan tot uiting komen in driftbuien, gillen, vernielzucht, snel vechten, steeds weer ruzie maken, ongehoorzaam zijn thuis, koppig of snel geïrriteerd zijn, schreeuwen, vloeken, altijd de baas spelen en pesten.
Waar heb je last van?
Kort lontje
Het kan zijn dat je niet eens zozeer agressiever bent dan anderen, maar dat je je agressie moeilijker kunt controleren. Je hebt bijvoorbeeld een ‘kort lontje‘. Je wordt te snel boos. Je doet eerst iets en denkt daarna pas na. Als je jezelf de tijd had gegund dan had je misschien anders gereageerd. Agressieproblematiek komt vaak voor in combinatie met ADHD, waar de impulsiviteit voor de problemen zorgt. Vaak is de boosheid dan ook niet meer in verhouding tot wat er gebeurt. Bijvoorbeeld je wordt per ongeluk aangestoten en je wilt meteen vechten.
Negatieve bril
Het kan ook dat je veel zaken negatief beleeft vanuit een gevoel van onveiligheid. Dat kan het gevolg zijn van ervaringen uit je jongere jaren. Bijvoorbeeld kindermishandeling of verwaarlozing. Als een ander een gek gezicht trekt, denk je dat dat tegen jou gericht is, terwijl die ander dat helemaal niet bedoeld heeft. Vanuit deze foute waarneming reageer je vervolgens zelf onnodig agressief. Deze reactie wordt door de ander niet begrepen, want hij bedoelde immers niks kwaads. Van het een komt het ander. Waarschijnlijk heb je geen andere manier om tot een oplossing te komen dan met agressief gedrag. Je kiest voor de korte termijn ‘oplossing’. Zonder na te denken over de gevolgen.
Antisociaal
Deze eigenschap gaat vaak samen met andere karaktertrekken. Je bent vooral gericht op je eigen voordeel. Je trekt je weinig aan van de consequenties van je daden voor een ander of voor de maatschappij. Dat heet antisociaal. Het komt vaker voor dat kinderen en jeugdigen vechten, stelen, liegen, opstandig zijn ten opzichte van volwassenen, te laat thuis komen of openlijk dingen doen die anderen ergeren. Maar dat doen ze tijdelijk. Wanneer je langere tijd en herhaaldelijk meerdere van dit soort gedragingen vertoont en dit bovendien een negatief effect heeft op je ontwikkeling, is er sprake van een psychiatrische stoornis die we gedragsstoornis noemen. Kinderen en jongeren die niet leren om hun agressie onder controle te krijgen, hebben een duidelijk grotere kans om later misdadig te worden.
Hoe vaak komt het voor?
De negatieve gevolgen van agressief gedrag nemen toe naarmate het kind ouder wordt. Elke ouder weet dat kinderen op een bepaalde leeftijd in de ‘peuterpuberteit’ terechtkomen. Ze kunnen dan extreem koppig, agressief en driftig zijn. Enkele maanden later is dat echter weer als sneeuw voor de zon verdwenen. Er zijn echter kinderen die van jongs af aan agressief gedrag vertonen. Daardoor komen ze thuis, op straat en op school in de problemen en ‘prijzen zichzelf uit de markt’. Het probleem kan toenemen wanneer een kind ouder en daarmee fysiek sterker wordt en wanneer zijn leefwereld groter wordt. Dit proces komt vaak voor aan het eind van de basisschoolleeftijd, wanneer kinderen hun horizon verbreden. Na de basisschool neemt de kans op gebruik van alcohol en drugs toe, wat agressief gedrag kan versterken. Dit is ook de fase waarin de persoonlijkheid zich verder ontwikkelt en identiteitsvorming plaatsvindt, mede onder invloed van vrienden. Voor kinderen die zo met hun agressie omgaan, kunnen de gevolgen ernstig zijn. Zowel in hun jeugd als in hun volwassenenheid.
Hun agressie leidt tot beschadiging van anderen, verkwanselen van eigen mogelijkheden, maar ook tot contact met politie en justitie. Vergaande consequenties zijn een strafblad, werkstraffen, leerstraffen of zelfs een verblijf in een jeugdgevangenis. Het spreekt voor zich dat dit grote gevolgen zal hebben voor hun volwassen leven.
Wat is er aan te doen?
Wat kun je er zelf aan doen?
Je kunt leren hoe het bij jou werkt, wanneer je agressief wordt. Welke situaties vormen bijvoorbeeld steevast aanleiding voor agressie? Hoe kan je een agressieve bui voelen aankomen? Die signalen kun je leren herkennen. Je kunt leren ingrijpen. Hierdoor krijg je weer controle over, waardoor het met een sisser afloopt. Je leert nadenken hoe je situaties ook anders kunt zien. Hoe je ook anders dan agressief kunt reageren. En misschien moet je gewoon worden geleerd wat wel en niet mag en wat de buitenwereld van je verwacht.
Wat kunnen ouders doen?
U kunt het proces dat uw kind door moet, begeleiden. U zult waarschijnlijk op zoek moeten naar een andere benadering van uw kind, om verandering in het gedrag te krijgen. Als u al jaren met bepaald gedrag wordt geconfronteerd, is het heel lastig om nog een alternatieve benadering van uw kind te bedenken en uit te voeren. Daar kunt u hulp bij krijgen. Op die manier leert u effectief om te gaan met het lastige gedrag van uw kind.
Waaruit bestaat een behandeling?
Voor agressieproblematiek worden een aantal behandelingen aangeboden. Voor de ouders van agressieve kinderen is er ondersteuning in de opvoeding. Ouders worden getraind hoe ze kunnen reageren op het agressieve gedrag van hun kind. Ze leren hun kind zo te benaderen en te begrenzen, dat positieve gedragsverandering kan ontstaan.
Voor kinderen zijn er speciale trainingen. Hier leren kinderen hun agressieve gevoelens te herkennen. Ze leren hoe ze deze kunnen controleren. Ook oefenen ze ander gedrag in situaties waarin ze gewend zijn om boos te worden. Ook kunnen jongeren leren hun gevoelens als irritatie, boosheid, woede of agressie en hun lichamelijke verschijnselen te herkennen en te hanteren. Ze leren hun sociale vaardigheden te verbeteren en uit te breiden. Ze leren nadenken over waarden en normen en leren morele problemen op te lossen. Meer acceptabel gedrag kan worden geoefend. Wanneer agressie mede veroorzaakt wordt door ADHD kunnen medicijnen worden voorgeschreven.
Bron: Accare, landelijk kenniscentrum kinder- en jeugdpsychiatrie
Depressie
Een depressie is meer dan je somber (depri) of verdrietig voelen. Depressie is een ziekte die behandeld kan worden.
Waar heb je last van?
Je voelt je niet alleen somber, depressief en neerslachtig, maar je hebt ook nauwelijks belangstelling voor dingen en mensen. Je beleeft nergens plezier aan. Daarbij komt dat je je vaak hulpeloos en hopeloos voelt. Je hebt het idee dat je aan jouw toestand niets kunt veranderen en dat er nooit een einde aan kan komen. Je kunt moeilijk beslissingen nemen. Je voelt je waardeloos. Je hebt het geloof in jezelf en anderen verloren. Daarnaast zijn er vaak slaapproblemen, gevoelens van moeheid en verlies van eetlust. Een verstoorde tijdsbeleving laat de klok slechts kruipen. Veelal zijn
’s ochtends de klachten het sterkst.
Hoe vaak komt het voor?
Bij volwassenen is depressie één van de belangrijkste geestelijke gezondheidsproblemen in de wereld. Volgens de meeste internationale studies hebben volwassenen 10 tot 17% kans om een depressie te ontwikkelen. Ook kinderen (zuigelingen, peuters, kleuters en kinderen op de basisschool) kunnen een depressie hebben. Bij 1% van de kinderen zien we een depressieve stoornis. Bij jongeren schat men dat 4% een depressie heeft. Meisjes hebben iets vaker depressies dan jongens.
Hoe wordt depressie vastgesteld?
Bij kinderen blijkt het herkennen van een depressie nog moeilijker dan bij volwassenen. Kinderen vertonen vaak gedrag dat helemaal niet aan een depressie doet denken. Zij gedragen zich bijvoorbeeld heel agressief, opstandig en vijandig. Of ze reageren heel impulsief en rusteloos. Ze zijn voortdurend in beweging, overbeweeglijk. Een depressie bij kinderen komt dus vaak niet overeen met het beeld dat we hebben van depressie: bedroefd, neerslachtig en somber. De depressie van een jongere kan lijken op die van een volwassene. Zeer dikwijls stelt men echter vast dat de depressie zich openbaart via totaal verschillende symptomen of gedragingen bijvoorbeeld door vandalisme. Dit maakt het stellen van een diagnose moeilijk. Dit verschijnsel is typisch voor de depressie tijdens de leeftijdsfase van +/- 16–20 jaar.
Wat lijkt erop maar is het niet?
Een paar dagen ergens van balen is nog geen depressie. Soms ben je verdrietig omdat er iets heel ergs gebeurd is zoals het overlijden van iemand. Of je hebt iets ergs meegemaakt zoals een beroving. Deze gevoelens lijken op een depressie maar ze duren korter en de oorzaak is duidelijk. Jongeren in de pubertijd hebben dagen met depressieve buien maar deze buien duren kort. Er zijn ook veel dagen bij pubers waar er niets aan de hand is. Dat hoort bij de puberteit en is nog geen depressie.
Wat is er aan te doen?
Wat kun je er zelf aan doen?
Je bent vaak niet gemotiveerd om zelf iets te doen. Je bent geneigd om je terug te trekken. Daarmee kom je vaak verder in de put. Het hebben van een vast dagritme met vaste tijden kan je soms helpen. Aan sport doen geeft volgens sommigen goede resultaten. De dag vullen met iets nuttigs zoals werk of vrijwilligerswerk kan je helpen bij mildere depressies.
Wat kunnen ouders doen?
Wanneer u merkt dat een kind een aantal symptomen begint te vertonen die op een depressie kunnen wijzen (depressieve of prikkelbare stemming, verlies van interesse of plezier en slaapproblemen ) bezoek dan uw huisarts. Die kan nagaan of het inderdaad om een depressie gaat en kan eventueel doorverwijzen naar een kinderpsychiater. De symptomen die u bij uw kind opmerkt, kunnen immers ook met andere problemen te maken hebben. Bijvoorbeeld met een angst- of gedragsstoornis, een (gewoon) opvoedingsprobleem of met een voorbijgaand leeftijdsgebonden probleem.
Het is zeker aan te raden zo snel mogelijk een hulpverlener te raadplegen als uw kind geregeld praat over dood en doodgaan. Op dit ogenblik is zelfmoord de tweede doodsoorzaak bij jongeren tussen 15 en 25 jaar. Zo’n 20 à 30% van de jongeren denkt aan zelfmoord of heeft er aan gedacht en 8% zegt al een zelfmoordpoging te hebben gedaan. Jongeren in de leeftijd van + 16 tot 20 jaar ondernemen twee keer zoveel zelfmoordpogingen als volwassenen.
Waaruit bestaat een behandeling?
Afhankelijk van de aard en de ernst van de depressie kan een behandelaar vaststellen wat er nodig is: een cognitief gedragstherapeutische behandeling, eventueel in combinatie met medicijnen. Een behandeling kan zowel poliklinisch als klinisch, in deeltijd of in dagbehandeling. Hechte samenwerking met ouders en leerkrachten is belangrijk.
Bron: Accare, landelijk kenniscentrum kinder- en jeugdpsychiatrie
Eetproblemen
Bij sommige kinderen en jongeren wordt hun denken grotendeels beheerst door de angst om te dik te zijn. Wanneer zij daarom niet of nauwelijks eten, is de kans groot dat ze lijden aan een eetstoornis.
Waar heb je last van?
Naast niet of nauwelijks willen eten, kun je verschijnselen hebben als: eten weer uitbraken, extreem veel lichaamsbeweging of andere pogingen om lichaamsgewicht kwijt te raken. Als je eraan lijdt, meen je meestal dat het nog wel meevalt. Je wilt er ongestoord mee doorgaan. Wanneer ouders, vriendinnen of de huisarts ontdekken waar je mee bezig bent, worden ze erg ongerust. Terecht. Als je lijdt aan een eetstoornis lukt het je vaak niet meer om je lijngedrag nog zelf te stoppen. De kans bestaat dat je tenslotte vanwege uitputting en uithongeringverschijnselen in het ziekenhuis moet worden opgenomen.
Er zijn twee soort eetstoornissen
Anorexia nervosa
De naam anorexia nervosa (verkort tot anorexia) betekent letterlijk ‘gebrek aan eetlust door nerveuze oorzaken’. Deze naam is eigenlijk misleidend. De patiënten die hieraan lijden, hebben geen gebrek aan eetlust hebben, maar proberen juist doelbewust hun eetlust en hongergevoel te onderdrukken. Anorexia zou eigenlijk beter ‘magerzucht’ of ‘lijnziekte’ genoemd kunnen worden. De patiënten hebben namelijk een onweerstaanbare drang om af te vallen. Ze zijn er als het ware aan verslaafd en gaan ermee door, zelfs als zij al sterk zijn vermagerd.
Boulimia nervosa
Boulimia nervosa (verkort tot boulimia) betekent letterlijk ‘eetlust als een os door nerveuze oorzaken’. Ook deze naam klopt niet helemaal. Er is namelijk sprake van eetbuien die worden afgewisseld met perioden van (bijzonder) matig eten. Bovendien hoeft het niet zo te zijn dat patiënten met boulimia een grote eetlust hebben voordat ze een eetbui krijgen. Het gaat om het eten, niet om het stillen van honger. De drang om te eten lijkt op een verslaving. Boulimia wordt dan ook wel eetverslaving genoemd.
Tijdens een eetbui worden grote hoeveelheden eten naar binnen gewerkt. De patiënten hebben het gevoel dat zij de controle over hun eetgedrag kwijt zijn. Zij kunnen niet meer stoppen met eten. Het voedsel is dikwijls calorierijk en wordt vaak zonder proeven doorgeslikt. Meestal is het voedsel dat de patiënten zich buiten de eetbuien om niet toestaan.
Men denkt vaak dat eetstoornissen komen door onze slankheidscultuur. Dat is echter niet de hoofdoorzaak. Een eetstoornis ontstaat door een samenloop van omstandigheden. Sommige kinderen of jongeren zijn er vatbaarder voor dan anderen. Zij hebben de gave om zich heel extreem op iets te kunnen richten. Of ze zijn gemiddeld wat angstiger dan anderen. Gecombineerd met nare ervaringen (zoals gepest worden, gezinsproblemen) kan dit er toe leiden dat ze het lijnen gaan zien als een uitweg voor hun gevoel van onzekerheid. Ze ervaren door het slagen van de lijnpogingen een vermeend gevoel van controle over hun leven. De controle die ze feitelijk juist zo missen.
Hoe vaak komt het voor?
Eetstoornissen zoals Anorexia en Boulimia komen voornamelijk voor bij vrouwen; ongeveer 5% van de patiënten is man. Anorexia komt voor bij 1,4 op de 1000 vrouwen. De schattingen voor boulimia zijn aanmerkelijk hoger: 4,5% van de vrouwen en 1,5% van de mannen zou hieraan lijden. Eetstoornissen ontstaan soms al voor het tiende levensjaar. De piek van anorexia nervosa is rond de veertien jaar, die van boulimia rond de zestien jaar. Ook op latere leeftijd kun je nog een eetstoornis krijgen. Zonder behandeling zou 10% van deze patiënten uiteindelijk overlijden. Behandeling helpt gelukkig: 70 tot 80% van de eetstoornispatiënten herstelt uiteindelijk volledig. Soms na een lang behandeltraject met veel ups en downs.
Wat lijkt erop maar is het niet?
Heel veel jonge mensen, vooral jonge meisjes, letten erg op hun uiterlijk. Ze zijn daarmee lang niet altijd tevreden. Daarom volgen ze soms tijdelijk een dieet of doen ze aan sport en beweging. Zolang je dit onder controle hebt, is er geen sprake van een eetstoornis. Dat wil zeggen het lijnen en sporten beheerst niet je hele dag. Je doet het niet in het geheim en je gewicht schommelt niet meer dan een paar kilogram.
Wat is er aan te doen?
Wat kun je zelf doen?
Durf te gaan praten met je ouders of huisarts.
Probeer je niet schuldig te voelen omdat je je omgeving al enige tijd misleid hebt. Je deed het immers omdat je bang was.
Wat kunnen ouders doen?
Let op wanneer uw kind maaltijden gaat overslaan met smoesjes, extreem beweeglijk is, urenlang huiswerk maakt, somber wordt of er slecht gaat uitzien. Ook wanneer u nooit eerder iets van problemen hebt gemerkt. Aarzel dan niet om een ernstig gesprek met haar te hebben. Ga desnoods samen naar de huisarts, ook als ze ontkent of tegenstribbelt.
Waaruit bestaat een behandeling?
Meestal is degene met een eetstoornis niet gemotiveerd voor een behandeling. Dat betekent dat het eerste doel van een behandeling is dat men haar ervan probeert te doordringen dat ze op de verkeerde weg is. Vervolgens moet ze hulp krijgen bij het stapsgewijs weer aanleren van normaal eetgedrag en het toewerken naar een gezond lichaamsgewicht. Dat gebeurt door voorlichting, gezinstherapie, groepstherapie of individuele therapie. Pas na enig lichamelijk herstel kan meer aandacht worden gegeven aan de achterliggende problemen. Bij ernstige ondervoeding helpen medicijnen meestal nauwelijks of niet. Het beste medicijn is voeding!
Bron: Accare, landelijk kenniscentrum kinder- en jeugdpsychiatrie
ADHD
ADHD is een Engelse afkorting en staat voor Attention Deficit Hyperactivity Disorder, oftewel Aandachts-Tekort-Stoornis met Hyperactiviteit.
Waar heb je last van?
Als je ADHD hebt, kun je van veel verschillende verschijnselen last hebben. Deze verschijnselen hoeven niet allemaal tegelijk voor te komen. Er zijn verschillende kenmerken van ADHD:
Aandachtsproblemen en/of concentratieproblemen Vergeetachtigheid. Moeite met details. Spullen kwijtraken. Snel afgeleid raken. Van alles tegelijk doen. Niet kunnen blijven luisteren. Wat tegen je gezegd wordt, gaat het ene oor in en het andere uit. Moeilijk op een ding kunnen concentreren.
Impulsiviteit
Meteen doen, niet eerst nadenken. Gedachten ‘eruit flappen’. Voordringen zonder er erg in te hebben. Voor je beurt spreken, vaak ook omdat je bang bent te vergeten wat je wilt zeggen.
Hyperactiviteit
Altijd een gevoel van onrust in je lijf. Aandrang om te gaan bewegen. Voortdurend friemelen met de handen of met een voorwerp. Tikken met de voeten. Doorpraten alsof er geen rem is. Gespannen zijn en blijven. Moeilijk tot rust komen. Beweeglijk zijn in de slaap.
Hoe vaak komt het voor?
ADHD komt voor op alle leeftijden, van pasgeboren kinderen tot en met ouderen. ADHD is een stoornis die niet overgaat. Je kunt ermee leren leven of er in de loop van de tijd minder last van krijgen. Uit onderzoek is gebleken dat zeker 3% van alle kinderen ADHD heeft. Dat betekent dat er in bijna elke schoolklas wel één ADHD-er zit!
Hoe wordt vastgesteld of iemand ADHD heeft?
Als u denkt dat uw kind of uzelf ADHD heeft, overleg dan met uw huisarts over een verwijzing. Vaststellen of er sprake is van ADHD is niet eenvoudig. Er zijn geen onderzoeken die het 100% duidelijk maken. Er zijn nogal wat ziektes of stoornissen die lijken op ADHD. Ook kan iemand naast ADHD nog andere stoornissen of problemen hebben. Sommige zijn een direct gevolg van ADHD. Sommige staan er los van en van weer andere is nog niet aangetoond of ze verband houden met ADHD. Zo komen bijvoorbeeld dyslexie (woordblindheid) en ADHD regelmatig samen voor.
Wat is er aan te doen?
Wat kun je zelf doen?
Als je ADHD hebt, ben je snel afgeleid en dat is lastig. Hoe kun je dat een beetje voorkomen? Omdat je snel afgeleid bent, kun je er voor zorgen dat er weinig in je omgeving is dat je af kan leiden. Als bijvoorbeeld huiswerk moet maken, kun je het best in een rustige omgeving gaan zitten. We noemen dat een omgeving met weinig prikkels. Geen muziek en geen TV. Zorg ook dat je niet naar buiten kan kijken. Op straat gebeuren er vaak dingen die je af kunnen leiden. Sommige kinderen hebben ook moeite om taken af te maken. Het kan helpen om de taak die je moet doen in kleine stukjes te verdelen en van tevoren een schema maken.
Wat kunnen ouders doen?
Om een kind met ADHD goed op te voeden, is veel begrip en kennis van de problematiek nodig. De opvoeding moet aangepast worden aan het kind. Dit gaat vaak niet vanzelf. U kunt hiervoor bij ons begeleiding krijgen. ADHD kinderen hebben veel baat bij een geordend leven met vaste regels en gewoonten.
Waaruit bestaat een behandeling?
Een behandeling van ADHD bestaat vaak uit gesprekken met jou en/of je ouders in combinatie met medicijnen. Deze medicijnen kunnen de symptomen doen verminderen, maar er is nog geen behandeling waardoor ADHD helemaal verdwijnt. Het meest voorgeschreven geneesmiddel voor ADHD is Methylfenidaat ofwel Ritalin ®. Veel ouders van kinderen met ADHD zijn tevreden over de werking van het medicijn. Naast medicijnen zijn er altijd gesprekken. Deze gesprekken gaan over hoe je het beste om kunt gaan met ADHD. Kinderen met ADHD hebben soms ook moeite met het omgaan met andere kinderen. Groepen kinderen met ADHD krijgen dan een training in het omgaan met andere kinderen, dat heet een sociale vaardigheidstraining. Kinderen vinden dat erg leuk en ze leren beter omgaan met anderen.
Bron: Accare, landelijk kenniscentrum kinder- en jeugdpsychiatrie
Jongeren en psychische problemen
Psychische problemen – wat is er aan te doen?
Veel kinderen en jongeren hebben weleens een periode waarin het niet goed met ze gaat. Ze voelen zich bijvoorbeeld angstig, eenzaam of heel somber. Of ze vinden het moeilijk om vrienden te maken, hebben eetproblemen of gedragen zich zó druk dat ze nauwelijks stil kunnen zitten. Soms is er een duidelijke oorzaak. Zoals een echtscheiding, verhuizing of schokkende gebeurtenis. In andere gevallen niet. Soms groeien kinderen er in de loop van de tijd overheen. Is dat niet zo, dan is professionele hulp nodig. Maar kinderen, jongeren en ouders kunnen ook zelf aan de oplossing van problemen bijdragen.
Wat kun je zelf doen?
Als je last hebt van psychische problemen, ben je daar meestal niet trots op. Veel kinderen en jongeren willen er daarom liever niet over praten. Toch is dát vaak de eerste stap naar de oplossing. Als je alles blijft opkroppen, worden je problemen vaak erger. Praat er dus over met iemand die jij vertrouwt. Bijvoorbeeld een goede vriend of vriendin, je ouders of een leraar. Het is fijn als iemand naar je luistert en met je meedenkt. Dan hoor je ook eens de mening van een ander. Dat voorkomt dat je steeds maar in je eigen kringetje blijft ronddraaien. Praten lucht op.
Wat kunnen ouders doen?
Als uw kind psychische problemen heeft, is dat geen kwestie van onwil. Straffen helpt dus niet. Luisteren wel. Het is voor uw zoon of dochter fijn om te voelen dat u begrip heeft. Dring uw adviezen niet op, maar neem de tijd als uw kind er zélf over wil praten. Soms kunt u met praktische dingen helpen. Bijvoorbeeld door uw kind te stimuleren lid te worden van een sportclub of vereniging. Besef dat het meestal een kwestie van lange adem is. Laat u niet ontmoedigen.
Wanneer professionele hulp inroepen?
Als het probleem vermoedelijk niet tijdelijk is, is het verstandig professionele hulp in te schakelen. Bijvoorbeeld als een probleem langer dan een half jaar duurt en de situatie niet verbetert. Een professionele hulpverlener kan uitzoeken wát er precies aan de hand is. De hulpverlener probeert met jou antwoorden te zoeken op vragen als: Wat is volgens jou het probleem? In welke situaties komt het probleem naar voren? Hoe lang is het probleem er al? Wat hebben jij of je ouders zelf al gedaan? Waarom werkte dat niet goed? Vervolgens gaat de hulpverlener kijken hoe jij het beste geholpen kan worden.
Bron: Accare, landelijk kenniscentrum kinder- en jeugdpsychiatrie
De Psychoposter
Op deze poster staat een beslisboom afgebeeld die je helpt om te kijken of jouw klachten of problemen duiden op een psychisch probleem.
De wegwijzer start vanaf de stam waarop de verschillende stoorniscategorieën vermeld staan. Aan de hand van eenvoudige vragen word je via diverse takken naar het probleem geleid dat op jou betrekking zou kunnen hebben. De beslisboom stelt natuurlijk geen echte diagnose maar helpt je op weg als je professionele hulp wilt zoeken.
De Psychoposter is samengesteld door Ron van Deth in samenwerking met Walter Vandereycken en is vormgegeven door Joris Snaet.